Inleiding
Bij veel behandelingen is het nodig dat medicijnen langdurig via de bloedbaan worden toegediend. Door een centraal veneuze katheter (ook wel CVC genoemd) in te brengen, is het mogelijk vloeistoffen via de bloedbaan toe te dienen. Vaak is het ook mogelijk de katheter te gebruiken om bloed af te nemen. De katheter blijft meestal zitten tot de behandeling is afgelopen.
Wat is een centraal veneuze katheter?
Een veneuze katheter is een kunststof (polyurethaan of siliconenrubber) slangetje dat in een bloedvat (ader, officieel ‘vene’ genoemd) is ingebracht. Een perifere katheter (wordt ook wel gewoon ‘infuus’ genoemd) ligt in een klein bloedvat van de arm of het been. Een perifere katheter moet in de praktijk regelmatig vervangen worden (opnieuw geprikt) omdat er makkelijk ontstekingen ontstaan, en deze is ook niet geschikt voor het toedienen van zeer geconcentreerde vloeistoffen zoals intraveneuze voeding (dia 1 en dia 2). Een centraal veneuze katheter ligt, anders dan een perifere katheter, in een veel groter bloedvat, meestal onder het sleutelbeen of in de lies (dia 4). Het voordeel van een centraal veneuze katheter is dat deze in principe (afhankelijk van het type) onbeperkt kan blijven zitten. Ook heeft een patiënt er veel meer bewegingsvrijheid mee.
‘Centraal veneuze katheter’ is een algemene benaming voor verschillende soorten katheters. Het uiteinde van de katheter kan uit een enkel-, dubbel- of driewegtoegangskanaal bestaan.
Dia 3 geeft een katheter weer. De katheter heeft aan de kant die zich buiten het lichaam bevindt aansluitpunten met schroefdraad. Hierop zitten afsluitdopjes. Wanneer de afsluitdopjes worden verwijderd, kan er een infuus of spuit op de katheter worden aangesloten. Op elk toegangskanaal zit een afsluitklem om de katheter open en dicht te zetten. Soms wordt een speciale katheter ingebracht die op de plaats waar de katheter naar binnen gaat, nog een extra verdikking van pluizig materiaal heeft, de ‘cuff’ (dia 3). Deze cuff zorgt ervoor dat de katheter op zijn plaats blijft zitten en voorkomt dat bacteriën langs de katheter naar binnen komen. Een nadeel van zo’n cuff is echter dat het wat moeilijker is om hem weer te verwijderen. Als er een katheter zonder cuff wordt geplaatst, wordt de plek waar deze de huid verlaat, vastgezet met een hechting.
Het inbrengen van de katheter
In het UMCG wordt op de afdeling Hematologie de centraal veneuze katheter meestal ingebracht op het interne dagcentrum onder plaatselijke verdoving. Deze ingreep duurt ongeveer een half uur tot een uur. De patiënt komt op een operatietafel te liggen met een opgerolde handdoek tussen de schouderbladen. Rondom de inbrengplaats wordt de huid schoongemaakt met een desinfecterend middel. Daarna wordt het gebied afgedekt met steriele doeken. Om het bloedvat onder het sleutelbeen makkelijk te kunnen aanprikken, wordt de tafel zo gekanteld dat de voeten hoger komen te liggen dan het hoofd.
Een enkele keer kan het gebeuren dat tijdens het inbrengen van de katheter lucht achter de long komt. Daarom wordt altijd na het plaatsen van de katheter een foto gemaakt op de röntgenafdeling. Daarop is te zien of er een lek in de long is ontstaan (zogenaamde ‘pneumothorax’) en ook kan de arts bekijken of de katheter verder goed in de ader ligt. Mocht er een lek zijn opgetreden, dan is het meestal zo klein dat het gaatje vanzelf sluit. Een enkele keer echter moet de lekkende lucht worden afgezogen. Dit gebeurt met een drain die door de longarts wordt ingebracht in de borstholte.
Na het plaatsen van de katheter kan het zijn dat er wat bloed langs de insteekopening sijpelt. Dit bloeden is niet erg en stopt vanzelf.
De katheter is aan de huid gehecht. Het wondje en het gebied bij de insteekopening kunnen de eerste dagen gevoelig zijn.
Het gebruik van de katheter
De katheter kan direct na het inbrengen worden gebruikt voor transfusies van bloed of bloedplaatjes en voor het toedienen van medicijnen zoals cytostatica, antibiotica en intraveneuze voeding. Ook kan de katheter worden gebruikt voor het afnemen van bloed. Afname van bloed is in principe maximaal één keer daags om infectie van de katheter zo veel mogelijk te voorkomen.
Als de katheter niet wordt gebruikt, spuit de verpleegkundige er een heparineoplossing in. Dit voorkomt dat de katheter verstopt raakt door een bloedstolsel. De verpleegkundige sluit de katheter af met een stopje.
Het verzorgen van de katheter
Na het inbrengen verzorgt de verpleegkundige de insteekopening van de katheter. Dit gebeurt de eerste dagen vaak twee keer per dag. Later volstaat één keer per dag, en met het nieuwe type pleister waarin chloorhexidine is verwerkt, kan mogelijk zelfs met één maal per week verzorgen volstaan worden. Deze verzorging is erg belangrijk om te voorkomen dat er een infectie optreedt vanuit de huid naar binnen. Pijn of roodheid rond de insteekopening zijn beginsignalen van zo’n infectie en verdienen extra aandacht.
Wanneer een ontslagdatum bekend is, zal de katheter worden verwijderd. Er zal enige tijd druk moeten worden uitgeoefend op de insteekplaats om een bloeding te voorkomen. Om te controleren of het wondje van de katheter goed dicht is, zal de verpleegkundige de patiënt gedurende een half uur observeren. Er wordt een pleister geplakt, deze mag na een dag worden verwijderd. Bij een heropname zal – indien nodig – een nieuwe katheter worden geplaatst.
Activiteiten
Een patiënt die een katheter heeft, hoeft zichzelf geen beperkingen op te leggen bij normale activiteiten. Na een paar dagen is het bovendien toegestaan weer te douchen of baden.
Termen:
- cytostatica